Source:H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II: Het recht der kerken in de  practijk  (Kampen: Kok, 1934), pp. 178-179

Translation: R.C. Janssen (October 2021) (Dutch original at end of this page)

d. Disclosure to the congregation.

Do the day and time of the church visitation have to be announced to the congregation in advance?

This announcement is in accordance with the custom of the Reformed churches, and is necessary so that the purpose of the visitation is achieved. In the province of Groningen, the entire congregation was called for the visitation, and, while the preacher was standing outside, the congregation was questioned about the life and doctrine of servants 1). In the church order of Drenthe (1730, Art. 53) it was prescribed, as in many classical regulations, that every preacher would announce the upcoming visitation the Sunday prior to the congregation.

The church visitation should not be carried out in a way that makes all contact with the members of the congregation impossible. The members of the congregation, as members of the body of Christ, are called to help assess whether the ministers act according to the Word of Christ. They must be able to discuss any objections, difficulties, disputes, etc. with the visitators. In the opinion of Prof. Rutgers, this is different from “the formal introduction of complaints or charges at church meetings”, and is particularly suitable “to prevent such formal ecclesiastical procedures, which usually do a lot of damage to spiritual life” 2). The church visitators do not have the power to decide anything, but when they act with wisdom, prudence and impartiality, they can exercise a great moral influence, investigate the complaints, remove the objections and satisfy the complainants, or also to admonish and punish the complainants. Voetius 3) points out that the investigation should not be limited to the questioning and possibly the admonition of pastors and elders and deacons, but should also extend to the members of the congregation, who can have the visitators come to them or also visit their homes, to deal with them about their relationship with the church or about ecclesiastical persons and matters. He further recounts 4), that in some churches of those days it was still the custom that at the annual visitation all the male members were called together in the church building to give the visitators the opportunity to also conduct an investigation into the state of the church service, etc. And he then points to the beneficial fruits of visitation. In our time there tends to be the fear that visitators will infringe upon the rights of the church council, and [179] one does not like to give the visitators the right to speak to the congregational meeting. But even though one has to be wary of any form of hierarchy and therefore also for the introduction of superintendents, one should not restrict the work of the church visitators too much, because this would interfere with the right of the church federation. And when the church visitors carry out their task with thoughtfulness and wisdom, their work will have a beneficial effect, confirming the authority of the ministers, removing the disputes that have arisen between the members of the congregation or between the members of the congregation and the overseers. And their work, under God’s blessing, will be of service for the promotion of peace and love, for the greater cooperation of the brethren and the building up of the church and the glorification of the Lord’s name.

In practice, however, it will not happen frequently that there are difficulties and disputes, for which the action of the visitors is necessary, so that as a rule no members of the congregation will seek to speak with the visitors. But the opportunity should still be given to members of the congregation who have a complaint. The church council need not be afraid of the members of the congregation submitting their objections and complaints to the visitors. The fear of this could give rise to the thought as if the overseers are trying to hide in the dark. It is precisely when, in any dispute which is difficult to resolve, the free judgment is left to the deputies of the classis, confidence in the fair treatment of a case will be strengthened. It is therefore much better for the grievances to be expressed and dealt with at a lawful meeting held for that purpose than for evil to grow rampant in silence. It goes without saying that the members of the congregation, before turning to the church visitors, must first seek to remove their grievances from the church council, and then, if the objections cannot be removed, invoke the judgment of church visitors. But precisely for this reason, because the work of these men is of such great significance, art. 44 of the Church Order stipulates that the visitors must be chosen from “the oldest, most experienced and most suitable” servants.


d. Bekendmaking aan de gemeente.

Moeten dag en uur der kerkvisitatie van te voren aan de gemeente bekend gemaakt worden?

Deze bekendmaking is in overeenstemming met de gewoonte der Gereformeerde kerken, en is noodig opdat het doel van de visitatie bereikt worde. In de provincie Groningen werd de geheele gemeente voor de visitatie opgeroepen, en werd, terwijl de predikant buiten stond, de gemeente ondervraagd naar het leven en de leer des dienaars 1). In de kerkordening van Drenthe (1730, Art. 53) werd evenals in vele classicale regelingen voorgeschreven, dat ieder predikant de aanstaande visitatie ’s Zondags van te voren der gemeente zou bekend maken.

De kerkvisitatie moet niet geschieden op eene wijze, die alle aanraking met de gemeenteleden onmogelijk maakt. De leden der gemeente zijn als leden van het lichaam van Christus geroepen mede te beoordeelen of de ambtsdragers handelen naar het Woord van Christus. Zij moeten in de gelegenheid zijn eventueele bezwaren, moeilijkheden, geschillen enz. met de visitatoren te bespreken. Dit is naar het oordeel van Prof. Rutgers nog iets anders dan „het formeel inbrengen van klachten of aanklachten bij kerkelijke vergaderingen”, en is juist bijzonder geschikt „om zulke formeele kerkelijke procedures, die doorgaans veel schade doen aan het geestelijk leven, te voorkomen” 2). Wel hebben de kerkvisitatoren geen macht om iets te beslissen, maar wanneer zij met wijsheid, voorzichtigheid en onpartijdigheid optreden, kunnen zij een grooten moreelen invloed uitoefenen, de klachten onderzoeken, de bezwaren uit den weg ruimen en de klagers tevreden stellen, of ook de klagers vermanen en bestraffen. Voetius 3) wijst er op, dat het onderzoek zich niet moet beperken tot het ondervragen en eventueel vermanen van predikanten en ouderlingen en diakenen, maar zich ook moet uitstrekken tot de gemeenteleden, die de visitatoren bij zich kunnen laten komen of ook aan hunne huizen kunnen bezoeken, om met hen te handelen over hunne verhouding tot de kerk of over kerkelijke personen en  zaken. Hij verhaalt voorts 4), dat het in sommige kerken van die dagen nog de gewoonte was, dat bij de jaarlijksche visitatie alle mansleden in het kerkgebouw werden samengeroepen om de visitatoren in de gelegenheid te stellen ook bij hen een onderzoek te doen naar den staat van den kerkedienst, enz. En hij wijst dan op de heilzame vruchten der visitatie. In onzen tijd is men er over het algemeen eenigszins bevreesd voor, dat de visitatoren intreden in de rechten van den kerkeraad, en geeft [179] men niet gaarne aan de visitatoren het recht met de gemeentevergadering te spreken. Doch al moet men zich wachten voor elken vorm van hiërarchie en dus ook voor de invoering van superintendenten, men mag toch den arbeid van de kerkvisitatoren niet te zeer aan banden leggen, omdat daardoor het recht van het kerkverband zou worden aangetast. En wanneer de kerkvisitatoren met bedachtzaamheid en wijsheid hun taak verrichten, zal van hun arbeid een heilzame werking uitgaan, tot bevestiging van het gezag der ambtsdragers, tot wegneming der gerezen geschillen tusschen de gemeenteleden onderling of tusschen de gemeenteleden en de opzieners. En hun arbeid zal onder Gods zegen dienstbaar zijn tot bevordering van den vrede en de liefde, tot meerdere samenwerking der broederen en den opbouw der gemeente en de verheerlijking van ’s Heeren naam.

In de practijk zal het wel niet zoo veelvuldig voorkomen, dat er moeilijkheden en geschillen zijn, voor welker oplossing het optreden der visitatoren noodig is, zoodat er ook in den regel geen gemeenteleden zich vervoegen bij de visitatoren. Maar de gelegenheid moet toch gegeven worden aan leden der gemeente, die een klacht hebben. De kerkeraad behoeft niet beducht te zijn, dat de leden der gemeente hunne bezwaren en klachten inbrengen bij de visitatoren. De vrees hiervoor zou aanleiding kunnen geven tot de gedachte alsof de opzieners het licht schuwen. Juist wanneer men in eenig geschil, dat moeilijk beëindigd kan worden, de vrije beoordeeling overlaat aan de deputaten der classis, zal het vertrouwen op de rechtvaardige behandeling eener zaak gesterkt worden. Het is dan ook veel beter, dat de grieven worden uitgesproken en behandeld op eene wettige daartoe gehouden vergadering, dan dat het kwaad in de stilte voortwoekert. Het spreekt wel van zelf, dat de leden der gemeente, vóór zij zich wenden tot de kerkvisitatoren, eerst moeten trachten bij den kerkeraad wegneming hunner grieven te zoeken, en daarna, wanneer de bezwaren niet kunnen weggenomen worden, het oordeel van kerkvisitatoren inroepen. Maar juist daarom, omdat het werk dezer mannen van zoo groote beteekenis is, werd ook in art. 44 der Kerkenordening bepaald, dat de visitatoren uit „de oudste, ervarenste en geschiktste” dienaren moeten gekozen worden.