GS 1968 art 50 – Office Bearers

GS 1968 ARTICLE 50

Committee IV presents:

Request II, 1, from Mr. T. VandeBrink and Mr. W. Vogelzang at Barrhead,

Blijkens hun schrijven verzoeken de broeders de Synode “de schorsing van ds C.de Haan aan een revisie te onderwerpen’1 (pag.3, laatste alinea). Als zodanig is hun brief onontvankelijk, omdat dit niet de taak is van deze Synode. Uit de brief blijkt echter dat zij bezwaren inbrengen tegen de besluiten van Edmonton 1965. Daarom stelt de commissie voor:

Recommendation:

De Synode besluit de brief van Mr. T. VandeBrink en Mr. W. Vogelzang te aanvaar den als een verzoek om revisie van de besluiten van de Synode van Edmonton 1965 inzake de schorsing van ds C.de Haan.

De broeders voeren aan tegen de besluiten van de Synode van Edmonton 1965:

1. Artikel 53 K.O eist ondertekening van de Drie Formulieren van Enigheid, maar dit artikel zegt niet welke instantie die ondertekening zal vragen, terwijl bovendien naar Art. 30 K.O dat wat afgehandeld is op een mindere vergader ing niet op een meerdere zal komen. Ds de Haan heeft bij de aanvaarding van zijn ambt als predikant te Winnipeg de Drie Formulieren van Enigheid onder tekend. Met deze ondertekening heeft ds de Haan ruimschoots voldaan aan wat Art. 53 K.O. vraagt, en daarom kan dit artikel niet worden aangevoerd als een grond voor zijn schorsing.

Considerations:

De Synode overweegt

a. dat inderdaad Art. 53 K.O. niet zegt ten overstaan van welke instantie de ondertekening der Drie Formulieren zal geschieden, maar dat het noemen van Kerkeraad en Classis in dit artikel impliceert dat het ten overstaan van deze kerkelijke vergaderingen zal worden gedaan;
b. dat de broeders ten onrechte Art. 30 K.O. in dit verband aanvoeren, omdat de ondertekening ten overstaan van de kerkeraad de trouw aan Schrift en Be lijdenis van de predikant in de plaatselijke kerk regardeert, doch de onder tekening ten overstaan van de Classis betrekking heeft op de bewaring van de enigheid des geloofs in het kerkverband.

Recommendation:

Op grond van Consideration a en b wijst de Synod het eerste aangevoerde bezwaar van de broeders af.

De broeders voeren aan dat “naar de letter van Art. 53 K.O. geen ondertekening geeist kan worden door de kerkeraad en bovendien door de Classis”.

Consideration:

De Synode overweegt dat, aangezien Art. 53 K.O. in verband met schorsing van kerkeraad of Classis spreekt, het gebruik van het woordje “of’ in plaats van “en” niet impliceert, dat slechts een enkelvoudige ondertekening mag plaats vinden.

Recommendation:

Op grond van deze overweging wijst de Synode het tweede bezwaar van de broeders af.

De broeders voeren aan, dat het niet ondertekenen van het Dordtse Formulier niet kan worden aangevoerd als een oorzaak voor schorsing naar Art. 53 K.O., omdat Art. 53 onderschrijving van de Drie Formulieren van Enigheid vei:-eist, doch niet vraagt een onderschrijving van het Dordtse ondertekeningsformulier.

Consideration:

De Synode overweegt dat uit het feit dat Art. 53 K.O. geen onderschrijving van een ondertekeningsformulier vereist niet geconcludeerd mag worden, dat voor de onder schrijving van de Drie Formulieren van Enigheid niet van een ondertekenings formulier mag worden gebruik gemaakt. De Dordtse Synode, die Art. 53 in haar herziene Kerkenordening opnam, heeft zelf zulk een ondertekeningsformulier opgesteld.

Recommendation:

De broeders voeren aan, dat “voor de schorsing van ds de Haan geen grond is aangegeven welke deze daad duidelijk rechtvaardigt”, omdat ds de Haan aan de letterlijke eis van Art. 53 K.O. heeft voldaan.

Consideration:

De Synode overweegt, dat de broeders hadden moeten ;iantonen, dat de Synode van Edmonton 1965 ten onrechte het in Art. 183, Il,B, aangevoerde heeft gesteld.

Recommendation: